Bekende klokkengieters van 's-Hertogenbosch
Klokkengieters die in de stad woonden en werkten of waarvan klokken aanwezig zijn
De informatie over de verschillende klokkengieters op deze pagina is mede afkomstig van André Lehr (†2007), campanoloog uit Asten, zie ook Museum Klok en Peel te Asten.
Een overzicht van de klokkengieters van 's-Hertogenbosch en waar zich nog klokken van hen bevinden: zie onder de knop hiernaast.
Nog bestaande klokken van Bossche gieters 1368 tot 1570
Hemony klokkengieters

Bijzondere aandacht voor de twee beroemde broers en klokkengieters van de Lage Landen uit de Gouden Eeuw, F & P Hemony, lees meer onder de knop

Jacob Noteman
Geboren omstreeks 1598 in Sittard of omgeving. Hij was leerling van Hans Falck van Neurenberg te Leeuwarden en heeft deze ook opgevolgd. Hij is vooral bekend voor de ongeveer 6ooo kilo zware luidklok uit 1641, die in de toren van de Sint Janskathedraal hangt. Ook de voorslag van acht kleine klokjes in deze toren zijn van zijn hand. In 1651 is Jacob verhuisd naar Heidelberg in Duitsland.
Geert van Wou (Maria Johannes Gerardus de Wou)
Werd als zoon van een klokkengieter geboren te Nijmegen omstreeks 1450. Hij wordt beschouwd als de belangrijkste luidklokkengieter van Nederland en West-Duitsland. In 1474 werd Geert in ’s-Hertogenbosch ingeschreven als poorter en ging in 1477 een samenwerkingsverband aan met de Bossche klokkengieter Gobel Moer. Samen goten zij minstens vier grote klokken voor de Sint-Eusebiuskerk te Arnhem. Later scheidden zich hun wegen en ging ieder zelfstandig verder. In 1479 goot hij een klok voor de Domtoren te Utrecht. Waarschijnlijk is het dat vanwege concurrentie-verwikkelingen Geert van Wou in 1480 ’s-Hertogenbosch verliet en zich ging vestigen te Kampen. In 1498 goot Geert nog een kleine klok voor de Eusebiuskerk te Arnhem. Van de luidklokken gingen er drie definitief verloren bij de Slag om Arnhem in 1944. Geert van Wou heeft vele zware klokken gegoten, vooral voor steden in Duitsland zoals Hamburg, Osnabrück, Recklinghausen en Braunschweig. Voor de Duitse stad Erfurt goot hij in 1497 de Gloriosa in de Domtoren met een gewicht van ongeveer 11.400 kilo. In 1505 goot hij het dertientonige geluid van de Utrechtse Domtoren. Er zijn circa 140 klokken van Geert van Wou bewaard gebleven. Geert overleed te Kampen in 1527. In de Bossche wijk De Muntel is een straat naar hem vernoemd.
Familie Hoernken
Lambert Hoernken
Van deze klokkengieter zijn geen klokken bekend, het is dus aannemelijk te veronderstellen dat hij in dienst was van de klokkengietersfamilie Van Hyntham. Lambert was namelijk getrouwd met Lysbeth van Hyntham, zuster van de Bossche klokkengieters Jan en Godefridus van Hyntham. Omstreeks 1450 is hij gestorven.
Jan en Willem Hoernken waren zonen van Lambert en Lysbeth. Deze broers waren tevens compagnons.
In 1444 kwam de naam Jan Hoernken al voor in het Bossche schepenprotocol. In dat jaar werd ook zijn oudst bekende klok vermeld, bevindt zich te Keulen. Deze is genaamd de Speciosa (lees de column van Ed Hoffman van 18-11-2018 onder de groene knop). Hij heeft enige tijd de naam Jan Hoernken van Vechel gebruikt, hierbij verwijzend naar de afkomst van zijn moeder. In 1461 verruilde hij Veghel voor ’s-Hertogenbosch. Hij werkte veel samen met zijn broer Willem. Samen hebben zij de uurklok van de kathedraal van Antwerpen gegoten. Willem Hoernken heeft ook samengewerkt met Gobelinus Moer, namelijk in 1471 voor de banklok van Douai, Frankrijk. Jan stierf in 1471. Willem stierf in 1474. Daar zij beiden geen opvolgers hadden, wilde de weduwe van Willem de gieterij voortzetten met de jonge Geert van Wou. Dat gaf blijkbaar weinig succes, waarmede de gieterij werd stopgezet.

Speciosa
Gobel Moer (Gobelinus Moor)
Afkomstig uit Keulen, waar zijn vader Johannes ook klokkengieter was. In een schepenprotocol van ‘s-Hertogenbosch werd hij in 1452 namelijk als volgt genoemd: Gobelinus clockgieter, dictus Becker de Colonia. Zijn familienaam was dus Becker, maar in ‘s-Hertogenbosch zou het naar verloop van tijd Moer worden. Hij moet zich dus in 1452 of daarvoor in deze stad gevestigd hebben. Er zijn aanwijzingen dat hij aanvankelijk knecht was bij Jan en Willem Hoernken. Mogelijk heeft Moer na het overlijden van Willem in 1474, Jan was al in 1471 overleden, samen met diens weduwe de klokkengieterij willen voortzetten, zij het zonder succes.
Na de dood van Willem Hoernken in 1474 telde ‘s-Hertogenbosch nog twee klokkengieters: Gobelinus Moer en de nog jonge Geert van Wou. Zij hebben enige tijd samengewerkt. Samen goten zij minstens vier grote klokken voor de Sint-Eusebiuskerk te Arnhem. Op de grote uurklok van Arnhem uit 1477 wordt namelijk vermeld dat de klok gegoten is door Geert van Wou en Gobel Moer, maar ook dat de klok gegoten is door Gobel Moer en Geert van Wou. Later ging ieder zijn eigen weg naar zelfstandigheid. Maar er was blijkbaar toch sprake van concurrentie, want kort daarop vertrok Geert van Wou uit de stad en vestigde zich te Kampen. Gobel Moer heeft reeds eerder met andere klokkengieters samengewerkt, o.a. met Willem Casper voor een klok voor het Franse Saint-Omer (1474). Maar ook met de Bossche klokkengieter Willem Hoernken, waarmee hij de banklok (1471) voor Douai in Frankrijk een klok goot. Gobelinus Moer had zeven kinderen van wie Jaspar en Willem in het voetspoor van hun vader zouden treden. Dochter Maria trouwde met Jan Zael. Uit dit huwelijk werd Gobel Zael geboren, de eerste klokkengieter te Amsterdam. Gobel Moer zal vóór 17 december 1504 zijn gestorven zijn.
In de vroegere Sint-Jacobskerk te ’s-Hertogenbosch, thans het Jheronimus Bosch Art Center (JBAC), hangt in het koor nog een klokje dat in 1482 is gegoten door Gobel Moer. In het depot van het Noordbrabants Museum bevindt zich een klok van Moer uit 1529.

Willem en Jasper Moer
Zij waren de zonen van Gobel Moer en hadden hun werkplaats ook in ’s-Hertogenbosch. Er is een indrukwekkend overzicht bekend van hun werk o.a. in 1507 de 12.000 pond wegende Karolusklok voor de kathedraal van Antwerpen. Voor de zwager van Jasper, die abt was van de Abdij van Averbode, goten zij in 1503-1504 zes op toon gegoten luidklokken, tevens een voorslag van 5 klokjes. In 1515 goten zij de Servaasklok voor de Servaasbasiliek te Maastricht. Willem stierf in 1519. Jasper heeft daarna met zijn zoon Jan in 1541, dus kort voor zijn dood, een bijna zesduizend kilogram zware klok voor Den Haag gegoten. De Bossche gieterij zou door deze zoon voortgezet worden. Jasper in of ná 1541.
Jan Moer
Jan had te maken met politieke en godsdienstige omstandigheden en daarom de tijd niet mee. Daarbij moest hij een zware klok, die bestemd was voor Delft, tot driemaal toe hergieten. De Mechelse klokkengieters van het geslacht Waghevens en Van der Ghein kwamen op en overvleugelen ’s-Hertogenbosch. Jan stierf in omstreeks 1566. Daarmee was het einde van de klokkengietkunst in ’s-Hertogenbosch een feit. Deze Jan Moer heeft in 1562 een klok gegoten voor de Sint Cathrienkerk. In de toren van de R.K. Kerk Antonius Abt te Bokhoven hangt een klokje uit 1552 van Jan Moer (Moor).
Jan en Godefridus van Hyntham
Jan en Godefridus hadden hun werkplaats in het Bossche centrum. Zij waren de kleinzonen van Willem van Vechel de Jongere. De zuster van beide broers, Lijsbeth, was namelijk getrouwd met Lambert Hoernken van de bekende klokkengietersfamilie. Jan van Hyntham stierf omstreeks 1450. Meerdere klokken zijn van hen bekend.
Gebroeders François en Pieter Hemony
Zij waren de belangrijkste beiaardgieters uit de 17de eeuw in de Nederlanden en de eersten ter wereld die een zuiver gestemd klokkenspel konden produceren. François werd geboren omstreeks 1609 te Levécourt in Lotharingen; Pieter (Pierre) in 1619. De familie Hemony behoorde tot een grote groep klokkengieters die tijdens de Dertigjarige oorlog (1618-1648) door geheel Europa trokken om klokken en geschut te gieten. Vader Hemony vestigde zich in Duitsland. François en Pieter hebben in 1641 een klok gegoten voor Goor. Zutphen gaf hen in 1642 opdracht voor het maken van een beiaard, wat een groot succes was. Zij hebben zich toen ook daar gevestigd. In 1657 verhuisde François met zijn gezin naar Amsterdam op uitnodiging van het stadsbestuur. Pieter vestigde zich in eerste instantie in de Zuidelijke Nederlanden, namelijk Gent, maar verhuisde in 1664 naar Amsterdam, waar hij met zijn broer ging samenwerken. Samen goten zij nog dertien beiaarden onder andere voor de Domtoren in Utrecht, het Stadhuis (nu Paleis op de Dam) te Amsterdam en het stadhuis van Maastricht. Tijdens zijn verblijf in Gent heeft Pieter de grote beiaard voor het Belfort in Gent gegoten. François overleed in 1667 te Amsterdam; Pierre in 1680 ook te Amsterdam.
Adriaen Steylaert
Geboren te Mechelen omstreeks 1530. Hij heeft het vak geleerd bij familie van moeders kant, namelijk bij Jacob van Waghevens. Een klok, gegoten in 1564 voor de Sint Romboutstoren te Mechelen, is van zijn hand. Veel klokken heeft hij niet gegoten. In de Antoniuskapel (Antoniegaarde) aan de Hinthamerstraat bevindt zich nog een klokje van hem  uit 1574. Adriaen stierf in 1581.
Petit & Fritsen
Nicolas Julien, telg uit een klokkengietersfamilie, vestigde zich in 1690 in Weert. Zijn dochter Maria huwde met Jean Petit. Naar haar overlijden in 1703 kwamen hun kinderen naar Weert en leerden daar het klokkenmakersvak. In 1787 verhuisde de familie naar Aarle-Rixtel. Het laatste familielid Petit stopte in 1815 met klokkengieten, maar de zaak werd voortgezet door Isaac Fritsen, echtgenote van Aldegonda Petit. Toen ontstond de naam Petit & Fritsen. In verband met een opvolgingsprobleem is sinds 2014 dit bedrijf overgenomen door Eijsbouts uit Asten.In ’s-Hertogenbosch zijn veel klokken te vinden van Petit & Fritsen o.a. in de kapel van de Zusters van de Choorstraat (1950), drie klokken die eerst hebben gehangen in de Sint Jacobskerk (1948), maar daarna zijn overgebracht naar de Sint Jan, in de voormalige Antoniuskapel (1949), toren Reinier van Arkel (1936), Sint Catrienkerk (1949), klooster Marienburg (1946), kapel GZG (1949) en de Capucijnenkerk (1964).
Familie Van Aerschodt
Deze familie heeft vele klokkengieters voortgebracht. Severinus (Leuven, 1819) en zijn broer André waren via moederskant bekend met het ambacht. Moeder was namelijk de dochter van klokkengieter Andreas Lodewijk van den Gheyn. In 1850 stichtte Severinus te Leuven een eigen klokkengieterij. Hij heeft, evenals zijn broer, diverse beiaarden gegoten voor o.a. Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Severinus stierf in 1885. Zijn zonen Alphons (Leuven, 1869) en Felix (Leuven, 1870) hebben in eerste instantie de klokkengieterij van hun vader overgenomen. Alphons stopte vrij snel na de overname en liet de gieterij over aan zijn broer Felix. Alphons bleef wel in het gieterijwezen, maar geen klokken meer. Felix nam in 1898 de gieterij over en goot meerdere beiaarden. Alle klokken van de familie Van Aerschodt waren klankrijk, maar slecht van toon. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vluchtte hij met zijn gezin naar Engeland. Daar werd hij directeur van een gieterij en munitiefabriek. Na terugkomst te Leuven na de oorlog bleek de gieterij geheel vernietigd. Hij stierf in 1943 te Leuven en was daarmede de laatste gieter met de naam Van Aerschodt.
Gillet & Johnston
William Gillet vestigde zich in 1844 in Croydon in de buurt van Londen. Arthur Johnston werd in 1877 zijn compagnon. Dat jaar werd ook de klokkengieterij opgericht. Klokken voor het wisselluiden werden door hen gegoten. Nadat Arthur in 1916 was overleden, nam diens zoon Cyrill het bedrijf over en hij wist de klokkengieterij om te zetten tot een beiaardgieterij, waarmee hij wereldfaam wist te verwerven. In 1922 goot hij de eerste grote beiaard. Sinds 1925 heeft hij voor onze Sint Janskathedraal vele beiaardklokken geleverd. In 1950 overleed Cyrill en toen was het in feite gedaan met de klokkengieterij.
Eijsbouts
Klokkengieterij Eijsbouts uit Asten is opgericht in 1872 door Bonaventura Eijsbouts. Oorspronkelijk was hij opgeleid tot horlogemaker, maar zijn interesse lag toch meer in het vervaardigen van uurwerken. Zoon Johan kwam in 1893 in het bedrijf. Deze begon met het verkopen van luidklokken, die elders werden gegoten. De zoon van Johan, Tuur Eijsbouts, kwam in 1924 in het bedrijf en begon in 1947 met het zelf gieten van klokken en carillons. Reden was de grote vraag naar klokken, nadat er in de Tweede Wereldoorlog vele klokken waren omgesmolten tot wapentuig. Voor de openingsceremonie van de Olympische Zomerspelen van Londen in 2012 goot Eijsbouts de grootste klok van West-Europa Ook werd door deze firma in 2012 een nieuwe klok gegoten voor de Notre-Dame van Parijs. Dit is de grootste klok uit een serie, met een diameter van 1,6 meter en gewicht van ruim zes ton.
Share by: